zoomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoomt

Werkwoord

vervoeging van
zomen

zoomt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zomen
    • Jij zoomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zomen
    • Hij zoomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zomen
    • Zoomt! 

Werkwoord

vervoeging van
zoomen

zoomt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoomen
    • Jij zoomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoomen
    • Hij zoomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zoomen
    • Zoomt!