zoom in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoom in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inzoomen

zoom (...) in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzoomen
    • Ik zoom in. 
  2. gebiedende wijs van inzoomen
    • Zoom in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzoomen
    • Zoom je in?