zont

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zont

Werkwoord

vervoeging van
zonnen

zont

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonnen
    • Jij zont. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zonnen
    • Hij zont. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zonnen
    • Zont! 
    • De ramen open. Het zont; alles is zon in wijdte van zee en lucht. [1]

Verwijzingen