zonnejaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ne·jaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnejaar zonnejaren
verkleinwoord zonnejaartje zonnejaartjes

Zelfstandig naamwoord

het zonnejaaro

  1. de tijd die het de aarde kost één keer rond de zon te draaien
    • Kalenders die gebruik maken van zonnejaren lopen niet gelijk op met kalenders die gegrond zijn in het maanjaar. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be