zondagswerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zondagswerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zon·dags·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondagswerk | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het zondagswerk o
- werk dat ondanks de zondagsrust toch doet op zondag, uit liefhebberij of uit de aard van het werk
- De handelsefederatie Comeos verwacht dat het akkoord over nacht- en zondagswerk de online-activiteiten van meer Belgische winkels hier zal houden. ‘Maar buitenlandse spelers gaan we er niet mee aantrekken.’ [2]
- Werkgeversorganisatie VNO-NCW adviseert haar leden het zondagswerk bij de komende CAO-onderhandelingen ter sprake te brengen. Dat bleek maandag uit een interne instructie voor de VNO-leden waaruit de Volkskrant citeerde. [3]
Vertalingen
1. werk op zondag
Gangbaarheid
- Het woord zondagswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 27/oktober/2017 door Pascal Dendooven
- ↑ Volkskrant 24 december 2002