zomerprogrammering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·pro·gram·me·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerprogrammering zomerprogrammeringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zomerprogrammeringv

  1. planning van de programma's die op radio- of televisiezender in de zomermaanden worden uitgezonden
     Oud RTL-baas Fons van Westerloo heeft zijn twijfels bij de nieuwe zomerprogrammering van de commerciële zender die de laatste tijd kampt met een kijkcijferdip.[1]
     De overkoepelende organisatie van de publieke omroep stelt dat zonder deze compensatie ‘eigenlijk zo’n beetje alle televisie- en radioprogramma’s het met minder budget zouden moeten doen’. Ook de dag- en zomerprogrammering kan voorlopig overeind blijven. De NPO hoopt dat de minister met een structurele oplossing komt voor het opvangen van de dalende advertentie-inkomsten zodat volgend jaar niet opnieuw een discussie over het budget plaatsvindt.[2]
  2. planning van activiteiten in de zomer
     Directeur Sjarel Ex hoopt met de zomerprogrammering, die zaterdag opent, circa 80.000 tot 90.000 bezoekers te trekken. Behalve de vernieuwde opstelling zijn er de komende maanden vier tentoonstellingen te zien van internationale hedendaagse kunstenaars.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Gudo Tienhooven en Mark den Blanken
    “‘Live’ is het toverwoord deze zomer” (30-05-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Gudo Tienhooven
    “NPO bezuinigt op organisatie, niet op programma's” (16-11-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Boijmanslamp werpt nieuw licht op collectie” (23-06-2017), Reformatorisch Dagblad