zomerpaleis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zomerpaleis
Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·pa·leis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerpaleis zomerpaleizen
verkleinwoord zomerpaleisje zomerpaleisjes

Zelfstandig naamwoord

zomerpaleis o [1]

  1. (bouwkunde) paleis geschikt om in de warme zomermaanden te bewonen
     Natuurlijk wil ik het terracottaleger van Xian nog weleens zien, het Zomerpaleis bezoeken, naar de bergvolkeren in het zuiden en met de Hemeltrein naar Tibet.[2]
     De zeventien jaar oude hond stierf zaterdag in het Klai Kangwon-zomerpaleis in Hua Hin aan ouderdom, aldus een bericht van de faculteit diergeneeskunde van de Kasetsart Universiteit.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “China: nooit meer zo mooi en meeslepend als eerste keer” (15-06-2015), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Thais hof in rouw na dood lievelingshond Tong Daeng” (28-12-2015), Tubantia