Naar inhoud springen

zoetzuur

Uit WikiWoordenboek
  • zoet·zuur
enkelvoud meervoud
naamwoord zoetzuur -
verkleinwoord - -

het zoetzuuro

  1. (voeding) een gerecht waaraan zowel een zuur zoals azijn als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
    • De combinatie van zoetzuur en ketjap manis is erg lekker. 
    • Ik had twee glazen koffie gezet en we hadden bij de Vietnamees nems gehaald. Luc doopte zijn miniloempia's in de zoetzure saus, mijn kandidaat drukte op de oranje knop en de telefoon ging. [1] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zoetzuur zoetzuurder zoetzuurst
verbogen zoetzure zoetzuurdere zoetzuurste
partitief zoetzuurs zoetzuurders -

zoetzuur

  1. waaraan zowel een zuur als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
    • Het werd geserveerd in een zoetzure saus. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 120
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be