zoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoek
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zoek
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

zoek

  1. alleen predicatief: niet terug te vinden
    • Mijn sleutels zijn zoek. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • zoek zijn
Vertalingen

Bijwoord

zoek

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • Zoekmaken: Hij maakte mijn sleutels zoek. 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
zoeken

zoek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeken
    • Ik zoek. 
  2. gebiedende wijs van zoeken
    • Zoek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeken
    • Zoek je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord zoek -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

de zoekm

  1. toestand waarin men iets probeert te vinden (alleen nog in vaste verbindingen)
Typische woordcombinaties
•  Ik draaide me om en liep zo snel ik kon in tegengestelde richting weer de berg af op zoek naar beschutting en veiligheid. [1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be