zitgelegenheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zit·ge·le·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zitten ww en gelegenheid zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitgelegenheid | zitgelegenheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zitgelegenheid v
- plaats waar mensen de mogelijkheid wordt gegeven om te gaan zitten
- ▸ Ondanks dat Enschede geen overstapstation is, maar een eindstation, is ervoor gekozen de zitgelegenheid te vervangen door een snellere winkel. Koetsier verklaart dit doordat steeds meer mensen de behoefte hebben om even snel een kop koffie te halen.[2]
- ▸ „De Eiberrun kent voor de derde keer een bedrijvenloop. Vorig jaar zijn we van elf naar achttien teams gegroeid. We hopen dat het dit jaar richting de 25 gaat. Voor bedrijven biedt de nieuwe locatie met een tent en zitgelegenheid betere mogelijkheden om voorafgaand en na afloop met collega’s bij elkaar te gaan zitten.”[3]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord zitgelegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “NS-station krijgt andere 'bewoners'” (20-05-2010), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Eiberrun meer door het centrum” (06-04-2012), Tubantia