zingt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zingt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzingen

zingt (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzingen
    • Jij zingt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzingen
    • Hij zingt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzingen
    • Zingt uit!