zinder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zin·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zinderen |
zinder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinderen
- Ik zinder.
- gebiedende wijs van zinderen
- Zinder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinderen
- Zinder je?
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.