zikavirus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zi·ka·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zikavirus zikavirussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zikaviruso

  1. (medisch) (virussen) door de gelekoortsmug verspreide verwekker van de zikakoorts, Zika virus op Wikispecies
    • Maar 1 op de 5 mensen die besmet worden met het zikavirus krijgt klachten.[1] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen