zijsteeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zij·steeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijsteeg | zijstegen |
verkleinwoord | zijsteegje | zijsteegjes |
Zelfstandig naamwoord
- kleine, onbeduidende, achteraf gelegen zijstraat
- Eind juni vond de feestelijke heropening van het plein plaats. Tot ontsteltenis van Rutten was zijn kunstwerk niet teruggeplaatst, zoals hem was beloofd, maar stond het nog steeds om de hoek geparkeerd op wat hij noemt 'een grasveldje in een zijsteeg'. [2]
- Een verse jus d’orange op de Ramblas, een cocktail onder de Eiffeltoren of een lekker broodje bij het Colosseum. Uw mond valt open bij het ontvangen van de rekening. Toeristen worden bij deze grote trekpleister flink uitgebuit. Wees geen dief van uw eigen portemonnee en breng een bezoekje aan een restaurantje in een zijsteegje. [3]
Gangbaarheid
- Het woord zijsteeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijsteeg" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Caspar Naber 01-08-18 'Tros lullen' verscheurt Limburgs dorp
- ↑ De Telegraaf 09 okt. 2013 10 grootste reisfouten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be