zijpoort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zij·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijpoort | zijpoorten |
verkleinwoord | zijpoortje | zijpoortjes |
Zelfstandig naamwoord
- toegang tot een gebouw of terrein aan de linker- of rechterkant daarvan, vaak als aanvulling op de hoofdingang
- Enkele uren voordat Franciscus vanaf zijn balkon de menigte toesprak, liet hij zich onverwachts zien bij een van de zijpoorten van het Vaticaan. [2]
Gangbaarheid
- Het woord zijpoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zijpoort" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Seegers, J.Eerste angelusgebed paus Franciscus door duizenden bijgewoond (17 maart 2013) op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-06-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %