zijns

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zijns
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

zijns

  1. (verouderd) genitief van hij en ie
    • Vader, blijf U zijns ontfermen,
      Blijf zijn jeugdig hart beschermen (…)
       [1]
Afgeleide begrippen

Bezittelijk voornaamwoord

zijns

  1. (verouderd) genitief m (van) zijn
    • Reeds als scholier nam hii afstand van het geloof zijns vaders. [2]
  2. (verouderd) genitief o (van) zijn
    • Hij ging terug naar Spanje, om daar in 1958 de grootste klap zijns levens te moeten incasseren. [3]
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

Verwijzingen