ziftsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zift·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van ziften met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziftsel | ziftsels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het ziftsel o
- datgene dat bij het zeven door de zeef valt
- Het percentage ziftsel moet omlaag. Teveel ziftsel verpest de markt, grotere mark[t]waardige garnalen leveren immers meer op.
Gangbaarheid
- Het woord ziftsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ziftsel" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be