zielenrust
Uiterlijk
- Geluid: zielenrust (hulp, bestand)
- zie·len·rust
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielenrust | |
verkleinwoord |
- de rust en het geluk dat je ervaart als je leeft als een goed mens
- Op de site van het gebeuren zie ik hoe pelgrims zich over elkaar heen storten om vervolgens maar het beeld van de maagd aan te kunnen raken want dat brengt geluk. Weinig zielenrust, wel heel veel plezier. Of heeft het één met het ander te maken?[2]
- (religie) de rust van de overledene
- Bij de plaats waar gisteren de 22-jarige Ömer Köksal werd doodgeschoten, worden langzamerhand steeds meer bloemen neergelegd. Jongeren bidden op straat voor de zielenrust van de jongeman. Niemand wil echt wat zeggen, behalve dat heb ’een goede jongen’ was. Ondertussen verbazen bewoners zich over wat er is gebeurd.[3]
- [1] gemoedsrust, gerustheid, kalmte, sereniteit, vrede, vredigheid
- [2] zielsrust, zaligheid
1.
- Het woord zielenrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf MARJOLEIN SCHIPPER 30 jan. 2016
- ↑ de Telegraaf 02 nov. 2017