ziekte-uitkering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ziek·te-uit·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekte-uitkering | ziekte-uitkeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de ziekte-uitkering v
- geld dat iemand in loondienst ontvangt bij ziekte
- ▸ Ziekte-uitkering: Meest genereus in Nederland met 104 weken uitkering tegen 70% van het laatstverdiende loon[2]
- ▸ "Hoop doet leven. Toch zie ik zie ik mijn toekomst niet rooskleurig. Dat de regering geen schadevergoeding wil toekennen, komt niet echt als een verrassing. Wel vervelend is dat ik geen ziekte-uitkering krijg en bijvoorbeeld geen thuiszorg.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord ziekte-uitkering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Nederland in top met arbeidsvoorwaarden” (18 feb. 2016), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron DAPHNE VAN ROSSUM“'Q-Koorts sloopt mijn lichaam maar ik sta in de kou'” (29 jan. 2017), De Telegraaf