Naar inhoud springen

ziekenhuis

Uit WikiWoordenboek
  • zie·ken·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuis ziekenhuizen
verkleinwoord ziekenhuisje ziekenhuisjes

hetziekenhuiso

  1. (medisch) instelling voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken
    • Ik word opgenomen in het ziekenhuis. 
     Daarna verdween de Sint zoals hij gekomen was. Drie dagen lang lag de abt in het ziekenhuis, zwevend tussen leven en dood.[1]
     Ook kinderen tot elf jaar belanden regelmatig in het ziekenhuis. "Zij beginnen net met fietsen", zegt Baden. "Ze zijn de vaardigheid nog aan het leren, en hebben nog minder zicht op de gevaren van het verkeer."[2]
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 april 2025 Weblink bron
    Noor de Kort
    “Nederlanders willen geen fietshelm, maar dat gaat misschien veranderen” (16 april 2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be