ziek melden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ziek melden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ziek melden			ziek te melden
	toekomend		zullen ziek melden ziek zullen melden			te zullen ziek melden ziek te zullen melden
voltooid	tegenwoordig		hebben ziekgemeld			te hebben ziekgemeld
	toekomend		ziekgemeld zullen hebben			ziekgemeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ziek meldend		ziekgemeld			ev. meld ziek	mv. verouderd meldt ziek	melde ziek (bijzin) ziekmelde
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	meld ziek	meldt ziek	meldt ziek	meldt ziek	meldt ziek	melden ziek	melden ziek	melden ziek
verleden (o.v.t.)	meldde ziek	meldde ziek	meldde ziek	meldde ziek	meldde ziek	meldden ziek	meldden ziek	meldden ziek
toekomend (o.t.t.t.)	zal ziek melden	zult/zal ziek melden	zult/zal ziek melden	zult ziek melden	zal ziek melden	zullen ziek melden	zullen ziek melden	zullen ziek melden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ziek melden	zou ziek melden	zou(dt) ziek melden	zoudt ziek melden	zou ziek melden	zouden ziek melden	zouden ziek melden	zouden ziek melden
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	ziekmeld	ziekmeldt	ziekmeldt	ziekmeldt	ziekmeldt	ziekmelden	ziekmelden	ziekmelden
verleden (o.v.t.)	ziekmeldde	ziekmeldde	ziekmeldde	ziekmeldde	ziekmeldde	ziekmeldden	ziekmeldden	ziekmeldden
toekomend (o.t.t.t.)	zal ziek melden ziek zal melden	zult/zal ziek melden ziek zult/zal melden	zult/zal ziek melden ziek zult/zal melden	zult ziek melden ziek zult melden	zal ziek melden ziek zal melden	zullen ziek melden ziek zullen melden	zullen ziek melden ziek zullen melden	zullen ziek melden ziek zullen melden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ziek melden ziek zou melden	zou ziek melden ziek zou melden	zou(dt) ziek melden ziek zou(dt) melden	zoudt ziek melden ziek zoudt melden	zou ziek melden ziek zou melden	zouden ziek melden ziek zouden melden	zouden ziek melden ziek zouden melden	zouden ziek melden ziek zouden melden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ziekgemeld	hebt ziekgemeld	hebt/heeft ziekgemeld	hebt ziekgemeld	heeft ziekgemeld	hebben ziekgemeld	hebben ziekgemeld	hebben ziekgemeld
verleden (v.v.t.)	had ziekgemeld	had ziekgemeld	had ziekgemeld	hadt ziekgemeld	had ziekgemeld	hadden ziekgemeld	hadden ziekgemeld	hadden ziekgemeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal ziekgemeld hebben	zal/zult ziekgemeld hebben	zult/zal ziekgemeld hebben	zult ziekgemeld hebben	zal ziekgemeld hebben	zullen ziekgemeld hebben	zullen ziekgemeld hebben	zullen ziekgemeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ziekgemeld hebben	zou ziekgemeld hebben	zou/zoudt ziekgemeld hebben	zoudt ziekgemeld hebben	zou ziekgemeld hebben	zouden ziekgemeld hebben	zouden ziekgemeld hebben	zouden ziekgemeld hebben