zichten
Uiterlijk
- zich·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zichten |
zichtte |
gezicht |
zwak -t | volledig |
zichten
- overgankelijk (landbouw) iets maaien met een zicht, een klein formaat zeis
- Daar zichtte mijn vader graan.
de zichten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zicht
- Het woord zichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zichten" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ zichten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 73 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %