zeveraar
Uiterlijk
- ze·ve·raar
- Naamwoord van handeling van zeveren met het achtervoegsel -aar [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeveraar | zeveraars |
verkleinwoord | zeveraartje | zeveraartjes |
de zeveraar m
- iemand die zevert
- Het woord zeveraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeveraar" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ zeveraar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be