zetelroof
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ze·tel·roof
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zetel zn en roof zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetelroof | zetelroven |
verkleinwoord | zetelroofje | zetelroofjes |
Zelfstandig naamwoord
zetelroof
- (politiek) het behoud van de eigen zetel in een parlement na het verlaten van de fractie[1]
- Geert Wilders werd door Jozias van Aartsen beschuldigd van zetelroof, omdat hij zijn zetel te danken had aan de VVD-fractie waar hij toe behoorde en weigerde deze aan zijn voormalige partij af te staan.[2]
Gangbaarheid
- Het woord zetelroof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "Zetelroof" op denederlandsegrondwet.nl. Geraadpleegd op 20 november 2014.
- ↑ Meindert Fennema (2011), Geert Wilders: tovenaarsleerling, p. 18. Uitg.: Prometheus.