zestiental

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een zestiental plaatsjes van beesten
Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·tien·tal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zestiental zestientallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zestientalo

  1. een groep van 16 exemplaren of personen
     Een zestiental Almeloërs staat klaar om zodra de temperaturen gaan stijgen de in het Nijreesbos levende padden veilig de Oude Deldenseweg over te zetten. De vrijwilligers willen voorkomen dat de dieren tijdens hun jaarlijkse trek richting de poelen van De Doorbraak worden doodgereden.[2]
     Landgoed Warmelo exposeert van 30 april t/m 2 oktober 2016 een zestiental zandsculpturen.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Vrijwilligers in actie tijdens paddentrek” (13-03-2013), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Lezers Tubantia krijgen voorbezichtiging van 16 zandsculpturen in Diepenheim” (01-04-2016), Tubantia