zes en een half

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes en een half
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

zes en een half

  1. 6½ (of 6,5); het getal halverwege tussen zes en zeven
    • Hij heeft zes en een halve boterham op. 
    • Hij liep zes en een half op tien. 
Opmerkingen
Hij had voor zijn proefwerken een zes-en-een-halfje en twee zevens.
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen