zenuwzwakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·nuw·zwak·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zenuwzwakte zenuwzwakten
zenuwzwaktes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zenuwzwakte v [1]

  1. (medisch) toestand van geestelijke en lichamelijke uitputting
     Brood is prima basisvoedsel, maar wie naar zijn werk gaat heeft in het trommeltje toch liever een snee met boter en ham. Of niet? Vetsmeersels leveren de onontbeerlijke vitamine E maar bevatten ook verdacht gemaakte E-nummers. Van gezouten roomboter tot halvarine light variëren de beloofde kwalen van alzheimer tot zenuwzwakte, en –afhankelijk ook van dik of dun smeren– van obesitas tot anorexia.[2]
     Op je vijftiende kreeg je een dienstje in Dieren bij een oom. Zijn vrouw was wegens zenuwzwakte opgenomen en jij moest toezicht houden op acht lastige, verwende kinderen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Ries van Maldegem
    “Beleg rentmeesterlijk” (17-01-2013), Reformatorisch Dagblad