zendingskalender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zen·dings·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zendingskalender | zendingskalenders |
verkleinwoord | zendingskalendertje | zendingskalendertjes |
Zelfstandig naamwoord
kalender m
- een kalender waarvan de aanschafprijs ten dele het werk van de zending ten goede komt
Gangbaarheid
- Het woord 'zendingskalender' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.