zelfvoorziening
Uiterlijk
- zelf·voor·zie·ning
- samenstelling van zelf en voorziening
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfvoorziening | zelfvoorzieningen |
verkleinwoord |
de zelfvoorziening v
- het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen
- Makkelijke oplossingen zijn er niet. Landbouw is sinds de oprichting van de EEG in 1958 het grootste en lastigste dossier. De sector mag dan in belang zijn afgenomen ten opzichte van de industrie en vooral de dienstensector, zij speelt nog steeds een vitale rol. Van landschapsbeheer tot de sluimerende behoefte aan de zelfvoorziening van Europa in een steeds wankeler wereld. [1]
- produceren voor eigen gebruik
- Het woord zelfvoorziening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfvoorziening" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC 8 september 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be