zelfs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelfs
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: tegen de verwachting in’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
  • Afgeleid van zelf.

Bijwoord

zelfs

  1. kondigt een uitspraak aan die een bewering onderstreept
    • Hij heeft zelfs een grote bijdrage daartoe geleverd. 
     In de Grieks-en in de Rooms-Katholieke kerk werd hij vereerd. Reeds in de negende eeuw breidde zijn roem zich uit van Klein-Azië naar Italië en omstreeks het jaar duizend zelfs over de Alpen.[2]
     Zelfs zij waren zich rot geschrokken van de klap, en beseften dat het nu menens was.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. "zelfs" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be