zelforganiserend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·or·ga·ni·se·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zelforganiserend zelforganiserender zelforganiserendst
verbogen zelforganiserende zelforganiserendere zelforganiserendste
partitief zelforganiserends zelforganiserenders -

Bijvoeglijk naamwoord

zelforganiserend

  1. iets dat zichzelf regelt zonder dat externe sturing nodig is
     De verpleegteams werden zelforganiserend en kregen er tegelijkertijd meer taken bij. Tel daar de toegenomen zwaarte van de zorgvraag bij op en je raakt in een neerwaartse spiraal van medewerkers die overbelast raken.[1]
     Dit laat zien dat de vorming van de oogbeker wordt bepaald door een zelforganiserend genetisch programma dat elke cel zijn plaats en zijn functie geeft.[2]
     Maar in principe kan iedereen zelforganiserend zijn, dat is de essentie van de mens. "[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “'We wilden te veel, te snel'” (25-01-2009), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Ben van Raaij
    “Beginnende muizenogen gekweekt uit stamcellen” (07-04-2011), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Karolien Koolhof
    “'Over 20 jaar heeft niemand meer een baas'” (03-04-2018), Tubantia