zelfopheffing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·op·hef·fing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfopheffing zelfopheffingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfopheffingv

  1. het zichzelf vernietigen; het bestaan van zichzelf beëindigen
     Ook in Duitsland liggen 'Gutmenschen' onder vuur, en horen we klachten over culturele zelfmoord en nationale zelfhaat, dat versterkt zou zijn door schuldgevoel over de Holocaust waardoor er nu honderdduizenden antisemieten zijn geïmporteerd. Die geluiden komen niet alleen van de AfD. Ook Thilo Sarrazin, oud-lid van de Bundesbank en SPD-lid, heeft met zijn bestsellers over de Duitse zelfopheffing en de euro voorwerk verricht.[1]
     Het duurde even voordat het besef doordrong dat protestnota’s, stakingen en zelfopheffing van studentenorganisaties weinig indruk op de Duitse dwingeland maakten. Er was hardere actie nodig. Een deel van de studenten ging daartoe over.[2]
     In het Pools parlement had gisteren een voorstel tot zelfopheffing van het huis van volksvertegenwoordigers niet de vereiste tweederde meerderheid gekregen. Indien de meerderheid was behaald, had dit de weg naar vervroegde verkiezingen in juni geopend.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Opinie op Zondag: Overal klinkt de echo van verraad” (19 augustus 2018), de Volkskrant
  2. Bronlink Weblink bron
    L. Vogelaar
    “Studentenverzet was groot, de mythe groter” (23-04-2018), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron
    bava
    “Poolse president wimpelt ontslag regering af” (06/05/2005), De Standaard