zelfopgelegd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·op·ge·legd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf zn en opgelegd bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | zelfopgelegd |
verbogen | zelfopgelegde |
partitief | zelfopgelegds |
Bijvoeglijk naamwoord
zelfopgelegd
- wat men zichzelf heeft opgedragen, waartoe men zichzelf verplicht heeft
- ▸ Op 1 maart verloopt een door de twee landen zelfopgelegde periode van negentig dagen waarin vanwege de handelsoorlog ingestelde maatregelen niet golden.[1]
- ▸ Tussendoor is er bovendien nog een lelijk liedje en een gechoreografeerd hupsje, ongetwijfeld ironisch bedoeld, maar waar we hier precies naar knipogen, blijft in het midden. En dan lijkt Storm ook nog eens aan een zelfopgelegd citaten- en referentiequotum te willen voldoen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord zelfopgelegd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Ontmoeting Xi en Trump niet voor deadline” (07 feb. 2019), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron Sander Janssens“Gerard Reve meets Alice in Wonderland in Betondorp” (16 april 2018,), Het Parool