zelfhulp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfhulp -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zelfhulpv / m

  1. (psychologie) het oplossen of verzachten van problemen zonder tussenkomst van professionele hulpverleners
  2. de zorg voor zichzelf
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be