zelfhandhaving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·hand·ha·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfhandhaving zelfhandhavingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfhandhavingv

  1. het zichzelf in stand houden
     Het is bekend, Nederland vergrijst en het geboortecijfer ligt onder het niveau van de zelfhandhaving.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “’Te vol? Complete sectoren afhankelijk van migranten’” (29 sep. 2018), De Telegraaf