zelfbommer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·bom·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbommer zelfbommers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfbommerm

  1. iemand die zichzelf opblaast bij een bomaanslag
     Hamas en de Islamitische Jihad, die vrijwel alle aanslagen opeisen, wijzen elke vorm van vrede met Israël af. Zodra vredesbesprekingen op de agenda staan, gaan de «zelfbommers» van Hamas en de Islamitische Jihad op stap en escaleren de verhoudingen tussen Israëli’s en Palestijnen.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Zelfbommers” (18 augustus 2001), de groene Amsterdammer