zelfbedrog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zelfbedrog (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzɛlfbədrɔɣ/
Woordafbreking
- zelf·be·drog
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en bedrog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbedrog | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zelfbedrog o
- het denken dat iets waar is in de wetenschap dat het eigenlijk niet waar is
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zelfbedrog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.