zeilplank
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeil·plank
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zeil ww en plank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeilplank | zeilplanken |
verkleinwoord | zeilplankje | zeilplankjes |
Zelfstandig naamwoord
- een plank waarop men surft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. surfplank
Gangbaarheid
- Het woord zeilplank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeilplank" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be