zeikte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeik·te

Werkwoord

vervoeging van
zeiken

zeikte

  1. enkelvoud verleden tijd van zeiken
    • Ik zeikte. 
    • Jij zeikte. 
    • Hij, zij, het zeikte. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
zeiken

zeikte

  1. onpersoonlijke verleden tijd van zeiken
Verwante begrippen