zeikte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeik·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zeiken |
zeikte
- enkelvoud verleden tijd van zeiken
- Ik zeikte.
- Jij zeikte.
- Hij, zij, het zeikte.
- Ik zeikte.
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zeiken |
zeikte
- onpersoonlijke verleden tijd van zeiken