zegeboog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ze·ge·boog
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zege zn en boog zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zegeboog | zegebogen |
verkleinwoord | zegeboogje | zegeboogjes |
Zelfstandig naamwoord
de zegeboog m
- een boog opgericht om de zege te vieren.
Gangbaarheid
- Het woord 'zegeboog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zegeboog" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be