zegden op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·den op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opzeggen

zegden op

  1. meervoud verleden tijd van opzeggen
    • Wij zegden op. 
    • Jullie zegden op. 
    • Zij zegden op. 
Synoniemen


Gangbaarheid