zeezeil

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zeezeil    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈzezɛil / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• zee·zeil

Werkwoord

vervoeging van
zeezeilen

zeezeil

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeezeilen
   

   • Ik zeezeil. 

2. gebiedende wijs van zeezeilen
   

   • Zeezeil! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeezeilen
   

   • Zeezeil je? 
   • Hij leeft al 12 jaar niet meer, maar elke keer als ik zeezeil, voelt dat als een soort 'hommage aan mijn vader'. 

Gangbaarheid

• Het woord 'zeezeil' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.