zeelucht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zee·lucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zee en lucht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeelucht | zeeluchten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- lucht aan of op zee
- de zoute geur van de zee
- Hij snoof de zilte zeelucht op.
- ▸ Het was Baltische regen, uit het noorden, koud, met een zeelucht, pittig door het zout.[1]
Vertalingen
1. lucht aan of op zee
Gangbaarheid
- Het woord zeelucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeelucht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Vaderland” (2012), Cargo, ISBN 9789023472483
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be