zedenpreek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zedenpreek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ze·den·preek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zede en preek met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenpreek | zedenpreken |
verkleinwoord | zedenpreekje | zedenpreekjes |
Zelfstandig naamwoord
- een vermanende toespraak -al dan niet van de kansel- over welk gedrag ten aanzien van met name de seksualiteit onaanvaardbaar is
- Zij vond de eindeloze zedenpreken van haar grootmoeder moeilijk te verduren.
Gangbaarheid
- Het woord zedenpreek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zedenpreek" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be