zaten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ten

Werkwoord

vervoeging van
zitten

zaten

  1. meervoud verleden tijd van zitten
    • Wij zaten. 
    • Jullie zaten. 
    • Zij zaten. 
     Sommigen gingen wat eten en anderen zaten zwijgend voor zich uit te staren.[1]

Zelfstandig naamwoord

de zatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zaat
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord zate

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia


Turks

Bijwoord

zaten

  1. trouwens