zarandear
Uiterlijk
- za·ran·de·ar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zarandear |
zarandeaba |
zarandeado |
volledig |
zarandear
- overgankelijk zeven, ziften
- door elkaar schudden
- heen en weer laten rennen
- zarandear in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española