zangerig
Uiterlijk
- zan·ge·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zangerig | zangeriger | zangerigst |
verbogen | zangerige | zangerigere | zangerigste |
partitief | zangerigs | zangerigers | - |
zangerig
- alsof er gezongen wordt (in plaats van gesproken)
- Velen vinden Zweeds een zangerigere taal dan Deens.
- geneigd te zingen
- Nee, dat hoef je van hem niet te verwachten, hij is niet zo zangerig.
- Het woord zangerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zangerig" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be