zaksel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zak·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zakken met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaksel | zaksels |
verkleinwoord | zakseltje | zakseltjes |
Zelfstandig naamwoord
het zaksel o
- datgene wat bezinkt uit een staande suspensie
- We verwijderden eerst het zaksel.
Gangbaarheid
- Het woord zaksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zaksel" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be