zakpluis
Uiterlijk
- zak·pluis
- samenstelling van zak zn "onderdeel van kleding om kleine dingen in mee te nemen" en pluis zn "vlok droge, lichte stof"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakpluis | zakpluizen |
verkleinwoord | zakpluisje | zakpluisjes |
het zakpluis o
- (textiel) samengeklitte textielvezeltjes die ontstaan onderin bergplaatsen in kleren, zoals jaszakken en broekzakken
1. samengeklitte textielvezeltjes die ontstaan onderin bergplaatsen in kleren
- Het woord 'zakpluis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Didi Oviatt (vert. Marlies Perman)“De zoektocht naar Maylee” (2020), Babelcube Inc.,, ISBN 9781071582398, hfst. 1
- ↑ Weblink bron Martine Leavitt (vert. Aleid van Eekelen-Benders)“Superhero” (2005), Lemniscaat Publishers, Rotterdam, ISBN 9789056376697, p. 33
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Textiel in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal