zaakje

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaak·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord zaakje zaakjes

Zelfstandig naamwoord

zaakje o dim. tant.

  1. de mannelijke geslachtsdelen
    • Pas op met die machine, straks verlies je je zaakje nog! 

Zelfstandig naamwoord

zaakje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zaak

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be